Jurisprudentie
BD8869
Datum uitspraak2008-07-30
Datum gepubliceerd2008-07-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200707425/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200707425/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 4 september 2007, kenmerk 2007/35261, heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Kerkrade (hierna: de raad) bij besluit van 25 april 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied 1e herziening".
Uitspraak
200707425/1.
Datum uitspraak: 30 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade,
appellant,
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 september 2007, kenmerk 2007/35261, heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Kerkrade (hierna: de raad) bij besluit van 25 april 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied 1e herziening".
Tegen dit besluit heeft het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 oktober 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 december 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij verzonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juli 2008, waar het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. S. Höppener, T. Kleijnen en L. Schings, ambtenaren in dienst van de gemeente, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.S. Procee, advocaat te Den Haag, en mr. M.J.G. Snijders, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Bij het besluit van 4 september 2007 heeft het college goedkeuring onthouden aan het plandeel met de bestemming "Natuurgebied" voor een perceel, rood omlijnd op plankaart 2 (hierna: het perceel).
Volgens het college verdraagt die bestemming zich niet met het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (hierna: POL 2006), waarin het perceel deel uitmaakt van het zoekgebied van de Buitenring, wat volgens het POL 2006 betekent dat er geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn toegestaan die consequenties hebben voor de aanleg van de Buitenring.
2.3. Het college van burgemeester en wethouders betoogt dat ten onrechte goedkeuring is onthouden aan de bestemming "Natuurgebied" voor het perceel, omdat - kort weergegeven - door die bestemming de feitelijke situatie niet wijzigt en deze bestemming dus geen consequenties heeft voor de ontwikkeling van de Buitenring.
2.4. De Afdeling stelt vast dat het college bij besluit van 2 oktober 2001 in het voorgaande plan goedkeuring heeft onthouden aan de bestemming die destijds aan het perceel was gegeven, zodat het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gehouden was in zoverre een nieuw plan vast te stellen met in achtneming van het besluit van 2 oktober 2001. In het op 25 april 2007 vastgestelde plan is op passende wijze aan die opdracht voldaan door aan het perceel de bestemming "Natuurgebied" toe te kennen. Niet valt in te zien dat die bestemming zich niet verdraagt met hetgeen in het POL 2006 is opgenomen terzake de Buitenring of met hetgeen daarover is vastgelegd in het convenant Buitenring Parkstad Limburg. Aangezien de bestemming geen bouwmogelijkheden biedt en ook anderszins de aanleg van de Buitenring niet belemmert, is er geen sprake van een ruimtelijke ontwikkeling in de corridor die consequenties heeft voor de aanleg van de Buitenring. Het enkele feit dat de bestemming mogelijk maakt dat voorkomende natuurwaarden worden hersteld of uitgebreid rechtvaardigt niet de conclusie dat van een ruimtelijke ontwikkeling als hiervoor bedoeld kan worden gesproken. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat het college van burgemeester en wethouders ter zitting heeft verklaard dat zodanig herstel of uitbreiding thans niet wordt nagestreefd. Tevens neemt de Afdeling in aanmerking dat voor de aanleg van de Buitenring de desbetreffende bestemmingsplannen nog zullen moeten worden gewijzigd.
2.5. De conclusie is dat hetgeen het college van burgemeester en wethouders hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Door niettemin om deze reden goedkeuring aan het plan te onthouden heeft het college gehandeld in strijd met artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
2.6. De Afdeling ziet aanleiding om gelet op de aard van dit geschil een eindbeslissing te geven. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient aan het plandeel alsnog goedkeuring te worden verleend. De Afdeling zal op na te melden wijze in de zaak voorzien.
2.7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg van 4 september 2007, kenmerk 2007/35261, voor zover daarbij goedkeuring is onthouden aan het plandeel met de bestemming "Natuurgebied" voor het perceel, kadastraal bekend gemeente Kerkrade, sectie D, nummer 10007;
III. verleent goedkeuring aan het onder II. bedoelde plandeel;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 4 september 2007;
V. gelast dat de provincie Limburg aan Kerkrade het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Stolker
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2008
157.